Wat als het allemaal wegvalt? De bescherming, de toplaag, de buitenkant? Wat als we onze kleren uitdoen, niet zozeer om onder de douche te stappen, maar om ons aan ieders blikken bloot te stellen? Wat als we ons huis, dat we beschouwen als een veilige cocon waar de deuren dicht zijn, transparant maken, en ook de ramen niet vergeten – alles staat wagenwijd open en wordt zichtbaar. Wat als onze huid niet langer ons binnenste scheidt van de buitenwereld? Als alles door huid heen kan (om een geweldige debuutfilm van Esther Rots Kan door Huid Heen uit 2009 te parafraseren)? Alle roerselen, organen, bloedstromen en emoties zichtbaar zijn, en omgekeerd ook alles ongefilterd binnenkomt.
Wat zie je dan? Wat gebeurt er dan?
Op de vaak monumentale aquarellen die Aline Thomassen (Maastricht, 1964) al sinds het eind van de jaren negentig maakt, staan vrouwen. Ze zijn bijna altijd naakt, hun heupen zijn breed, soms houden ze een (groot) kind in hun armen, soms zweven er een heleboel kinderen om ze heen. Als een sprookje, een wens, een blik in de toekomst misschien: zoveel kleintjes zijn er mogelijk. Soms zijn de lichamen bedekt met fijn kalligrafisch schrift of wonderlijke zuignapjes die vanuit een rug de ruimte in groeien en lijken te wiegen op de wind. Thomassens vrouwen hebben iets raadselachtigs, ondanks hun grote postuur.
De vrouwen poseren niet, ze doen zich niet op hun paasbest voor, ze lachen niet vriendelijk. Nee, ze kijken mij en de bezoeker intens aan. Soms met ogen die ieder een andere lading hebben: de één duister en onderzoekend, de ander licht en uitnodigend. Als ze zitten, zitten ze met de brede bovenbenen gespreid. Plooien in de buik, hangende borsten, een op barsten staande vagina – alles mag gezien worden. Een orgaan dat als een geschenk wordt vastgehouden. Fier en pront.
Aline Thomassen is opgegroeid in Maastricht, in het Franse Annecy, ze woont nu in Den Haag en deels ook in Marokko. Sinds ze in 1994, na haar afstuderen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag, met een tamelijk brede opdracht naar Marokko afreisde om portretten te tekenen van inwoners rond de hele Middellandse Zee, was het voor haar duidelijk. Ze zou niet verder trekken. Ze bleef daar. Op haar atelier in Den Haag vertelt ze hoe ze op de boot van Gibraltar naar Tanger verliefd raakte, toen ze vanaf zee de contouren van de heuvels zag, van de minaretten. Die verliefdheid duurt nog steeds.
“Het was zeker niet makkelijk in het begin”, zegt ze tegen me. “Ik vond het doodeng in Tanger, ’s avonds durfde ik de deur niet meer uit, ik werd achterna gezeten op straat, mannen sisten naar me, en ik werd geweigerd bij de hammam. ‘Geen buitenlanders hier’, riepen ze naar me.”
Een behulpzame jongen in haar hotel wees haar door naar een minder toeristische plaats dan miljoenenstad Tanger. Dat was Larache, toen nog een eenvoudige, kleine havenstad. Daar won ze het vertrouwen van de plaatselijke bevolking. Daar kwam ze in contact met vrouwen. Ze vroeg of ze hen mocht tekenen. Eerst ging één akkoord; toen volgden anderen. Ze kocht een huis. Leerde Arabisch. Haar kinderen gingen er een paar jaar naar de Marokkaanse school.
Natuurlijk, zegt ze in haar atelier, is de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen daar vaak groot. “Ik wil niets idealiseren. Maar in de hele maatschappij daar is de ongelijkheid en het onrecht groot.”
Het is makkelijk om hierover meteen je oordeel klaar te hebben, maar het werk van Thomassen doet niet aan oordelen. “In Nederland”, zegt Thomassen, “zitten we in een neo-liberaal keurslijf. Ik voel dat elke dag: de dwang om productief, efficiënt, rationeel te zijn. Ik ben van nature vrij uitbundig. In mijn lichaam liggen emoties aan de oppervlakte, en ik vind het moeilijk om ze te verbergen. In Nederland heet ik ‘hysterisch’, in Marokko voel ik me opgenomen. Het klopt. Het is alsof mijn temperament daar in de omgeving opgaat.
“In Marokko mag ik over verdriet praten, ik mag rouwen om verlies, zoals ik heb gedaan omdat ik lang geleden een kindje verloor. Rouw mag in Nederland nooit te lang duren, verdriet mag je niet te vaak uiten. In Marokko hoort lijden bij het leven, zoals de dood bij het leven hoort. In Marokko heb ik drie kinderen: twee aan deze kant van de wereld, en één aan de andere kant. Zo mooi zeggen ze dat daar. Hier in Nederland ben ik de Aline, die maar twee kinderen heeft.”
Haar werk geeft de indruk van associatie. Alles lijkt in snelle, expressieve toetsen op het papier gezet. Maar niets is minder waar. De grote aquarellen op topkwaliteit Arches-papier, met 100 procent katoenen vezels, beginnen met kleur als ondergrond. Om die kleur te kiezen, moet Thomassen eerst “afdalen” in zichzelf, zoals ze dat noemt. Ze moet afdalen naar het onzegbare gevoel dat ze wil verbeelden. Eerst kiest ze de kleur die het gevoel dat ze in zich heeft, het beste beantwoordt. Dat gaat intuïtief. Het kan olijfgroen zijn maar ook roestbruin, nachtblauw of geel. Elke kleur heeft een betekenis, sommige kleuren zijn meer duister. Anderen verspreiden licht.
Vervolgens zet ze met rode of zwarte penseelstreken de contouren uit van de gestalte die ze wil schilderen. Gaat het mis met de aquarelverf, dan heeft ze geen mogelijkheid tot overschilderen, zoals bij acryl- of olieverf het geval is. Elke versie van een werk op papier – bijna altijd zonder titel - bestaat uit een aantal ‘schaduwversies’, die zijn vernietigd. Pas als de contouren kloppen van de blik en de uitdrukking, en daarna van een lok haar, een taille of een stel handen die zo maar uit een middenrif kunnen groeien, kan er verder worden gewerkt. Dan wordt het lichaam betekend met raadselachtige vormen: alsof er een gesprek ontstaat tussen de vrouw en de kunstenaar. Waar wil je naartoe, fluistert de kunstenaar aan de afgebeelde figuur. Wat drijft je?
De vormen geven soms de indruk van pijn of beschadiging: stippen, vlekken, plassen kolken over de lichamen. Het is alsof elk lichaam verwond is geweest en sappen lekt. Maar toch blijven de vrouwen fier overeind – alles nemen ze met zich mee, goed en kwaad, mooi en lelijk.
De vrouwen van Aline Thomassen zijn het resultaat van een schending die overwonnen wordt door levenslust. De vrouwen zijn onverslaanbaar – hetgeen niet hetzelfde is als niet te slaan. Iedereen wordt geslagen door het leven. Ieders huid is een spiegel van de ziel. Elk teken op die huid heeft betekenis. Elk geleden verdriet zet een venster open – naar meer licht. Dit is wat de vrouwen die Aline Thomassen verbeeldt, uitstralen met een enorme kracht: als je hart goed is, kan je uiteindelijk niets gebeuren.