Voor Hester Oerlemans is een atelier meer dan alleen een ruimte voor eigen creatie. Het is een plek waar onverwachte verbindingen ontstaan. Van haar vader leerde ze hoe ze haar verbeeldingskracht kon gebruiken en zodoende vond Oerlemans haar eigen wijze om kunstenaars en ideeën samen te brengen. Naast kunstenaar is ze initiator van projecten met andere kunstenaars in Kreuzberg in Berlijn. Haar ideeën worden aangezwengeld door de grenzeloze logica van tekenfilms en strips als Popeye, Tom & Jerry en Donald Duck. In haar werk probeert ze iets vergelijkbaars te doen: met een subtiele transformatie het vertrouwde beeld ontregelen.
Een voorbeeld hiervan is het werk “On the run,” dat onlangs werd aangekocht door Fenix Rotterdam. Oerlemans werd geraakt door de kleurrijke nieuwsbeelden van de migratieproblematiek: "Wat eruitzag als versiering, een vrolijk kleuraccent in een Syrisch oorlogsgebied zo grijs als stof, bood schamele bescherming tegen nietsontziend geweld." Met kleurrijke gordijnen en matrassen verbeeldt ze de broze eigendommen waarmee mensen proberen te overleven: “een mobiel thuis, als symbool van veiligheid en geborgenheid, zelfs onderweg.”
Bekijk meer van haar werk tot en met 31 augustus in de solotentoonstelling “BROOS” bij ROOF-A in Rotterdam.
Waar is je atelier en kan je beschrijven hoe dat eruitziet?
Mijn atelier is in Berlijn midden in de wijk Kreuzberg, het is een voormalige kazerne waar zo’n 30 kunstenaars werken.
Hoe ben je op deze plek terechtgekomen? Heb je contact met kunstenaars om je heen of in de buurt?
In 1999 kreeg ik een beurs van het Mondriaanfonds om een jaar te wonen en werken in Künstlerhaus Bethaniën in Berlijn. Na dat jaar besloot ik nog iets langer te blijven. Ik woon en werk er nog steeds en vond een atelier midden in Kreuzberg. Sinds 2010 heb ik dit atelier, waar ik contact heb met andere kunstenaars op het terrein waardoor ik bijvoorbeeld toegang heb tot een keramiekoven en een houtwerkplaats.
In 2010 bouwde ik op het terrein de projectruimte Ozean. De ruimte was rauw, opgebouwd uit metaal en hout, en had een hekwerk dat in dit geval de kijkrichting bepaalde. De ruimte bleef afgesloten; de tentoonstelling was enkel vanuit één perspectief te bekijken, namelijk door het hek. Steeds opnieuw kon ik experimenteren met de ruimte en bijzondere solopresentaties tonen van internationale kunstenaars die het een uitdaging vonden om hun werk in zo'n rauwe ruimte te presenteren. Samenwerken met kunstenaars was – en is – een belangrijk aspect van mijn werk. Ik zie mezelf niet alleen als curator, maar meer als initiator: iemand die het mogelijk maakt om samen met kunstenaars tentoonstellingen te realiseren. De ruimte heeft vijf jaar bestaan en werd in 2015 onderscheiden met de prijs van de Berlijnse Senat für Kultur voor één van de beste projectruimtes in Berlijn.
Je zoekt actief samenwerkingen op met kunstenaars. Je zal dus wel veel ateliers van kunstenaars hebben gezien. Wat was het mooiste atelier dat je ooit zag?
Het mooiste atelier was dat van mijn vader. Niet dat het een echt atelier was — eerder een toevluchtsoord voor vondsten en verhalen. Door zijn werk bezocht hij dagelijks mensen in het Brabantse land, onderweg verzamelde hij antiek en curiosa. Om al die schatten een plek te geven, kocht hij ooit op een veiling een oude boerderij. In de stal verscheen een woonwagen, en in een afgedankte sloep als hok nestelden de marmotten. In de tuin rees ineens een kerktoren waar de kippen hun eieren legden. Toen hij een pony won, begon een kleine dierentuin te groeien — schapen, geiten, kippen, alles vond zijn plaats in dat wonderlijke landschap. Mijn vader stierf toen ik veertien was. Maar in al die jaren had hij me, zonder dat ik het doorhad, ingewijd in de kunst. Niet de kunst van het schilderen of beeldhouwen, maar de kunst van het kijken, verzamelen, combineren. De kunst van het verwonderen.
Jouw werken hebben vaak iets stripachtigs, zijn er specifieke voorbeelden van strips die jouw inspireren voor je werk?
De eerste keer dat ik een tekenfilm zag, was toen ik bij de buren stiekem door het raam keek – zij hadden al een televisie, wij nog niet. Vaak hing ik daarna rond bij dat raam, wachtend op de volgende aflevering. Ik ben opgegroeid met Popeye, Tom & Jerry en Donald Duck. De onmogelijkheid van alles wat daarin gebeurt heeft me altijd gefascineerd: personages lopen moeiteloos door deuren en muren, kunnen praten of herstellen onmiddellijk van elke verwonding. In mijn werk probeer ik iets dergelijks te doen, door een kleine ingreep of een subtiele transformatie ontstaat een nieuw beeld dat het oorspronkelijke, ogenschijnlijk vertrouwde beeld ontregelt.
Een goed voorbeeld hiervan is SEAT, een werk dat bestaat uit de zitting van een plastic stoeltje van het merk Marko. Door de rugleuning en het zitvlak door verhitting samen te vouwen, ontstaat een treffende gelijkenis met de snavel van Donald Duck – een alledaags object krijgt ineens een andere lading, tussen humor en herkenning in
Ik las over jouw fascinatie voor ‘de plotselinge nabijheid van dat wat van ver komt’. Kun je een moment beschrijven waarop je bijzonder werd geraakt? Was dat door een ervaring ter plekke? Of iets wat je las in de krant of zag in het nieuws?
Een moment waarop ik bijzonder werd geraakt was toen ik in een krant een kleine foto zag van een groep mensen die, in felgekleurde kledij, een oversteek waagden over de Middellandse Zee. Het was geen dramatische of expliciet tragische foto — integendeel, het kleurgebruik was bijna feestelijk. Maar juist die esthetiek stond in schril contrast met de zwaarte van hun situatie. Die botsing van visueel verleidelijk en inhoudelijk schrijnend raakte me diep. Dat beeld werd een katalysator voor een groter bewustzijn over migratie.
Zijn er kunstenaars, schrijvers of andere denkers die je blik op migratie hebben beïnvloed?
Jazeker, maar één werk in het bijzonder. En dan met name de videostill uit de video ‘Centro di Permanenza Temporanea’ van Adrian Paci (2007). Je ziet een groep mensen die op een vliegtuigtrap staan zonder dat er een vliegtuig te zien is. De mensen blijven wachten, zonder duidelijkheid over een vertrek, wat een gevoel van onzekerheid en uitzichtloosheid oproept. Met dit werk verwijst Paci naar de ervaringen van migranten en vluchtelingen die vaak in een staat van onzekerheid verkeren, wachtend op een kans die mogelijk nooit komt.
In een van jouw werken, ‘Refugee monument’, zien we een grote rode slipper met veel figuren. Waar staat deze slipper symbool voor? En wie zijn deze personen?
De tekening van deze slipper staat symbool voor de kwetsbaarheid en de ontberingen van vluchtelingen. Slippers zijn vaak het enige schoeisel dat zij dragen tijdens hun gevaarlijke reis, wat de schrijnende omstandigheden benadrukt waarin zij zich bevinden. Door de slipper monumentaal uit te vergroten, wordt de alledaagsheid ervan tegenover de grootsheid van het probleem geplaatst: miljoenen mensen zijn op drift geraakt door oorlog en armoede. De reusachtige slipper wordt zo een krachtig symbool van menselijke veerkracht én van de onverschilligheid van een wereld die uit balans lijkt: een op hol geslagen wereld. Het werk is bedoeld als een eerbetoon aan vluchtelingen, maar ook als een kritische reflectie op de huidige wereldorde. Ik zou dit beeld heel graag op een plek willen realiseren.
Fenix Rotterdam heeft jouw werk ‘On the run’ aangekocht. We zien hier iemand weglopen met een stapel matrassen. Wie is de persoon die we hier zien? Is het een specifieke migrant, of een universeel beeld over migratie?
De afbeelding komt uit mijn archief en toont geen specifieke persoon; het is een universeel beeld van migratie. Migratie is immers vaak ondergedompeld in anonimiteit. In een eerdere serie tekeningen van gymzalen vol bedden voegde ik juist namen toe van vluchtelingen, niet om hen te labelen, maar om te benadrukken dat het niet gaat om "de vluchteling" als categorie, maar om individuen die hopen op betere tijden.
Het idee van iemand die vlucht met een stapel matrassen op het hoofd lijkt op het eerste gezicht absurd. Maar je zou het ook kunnen zien als het meedragen van een dak boven je hoofd – een mobiel thuis, een symbool van veiligheid en geborgenheid, zelfs onderweg.
De matrassen zijn kleurrijk, met vrolijke motieven. Het lijkt in contrast te staan met de zwaarte van het onderwerp. Waarom die keuze?
In een andere serie ‘Sniper curtains’ die ik maakte waren ook de kleurrijke motieven vaak in scherp contrast tot het onderwerp. Grote gekleurde doeken hingen in Aleppo dwars over de straten. De luifels, lakens en gordijnen dienden echter een macaber doel. Ze moesten het zicht belemmeren van sluipschutters die zich schuilhielden in de verlaten huizen van de grotendeels verwoeste stad. Dankzij dit zachtjes wiegend textiel konden bewoners schielijk de straat oversteken zonder in het vizier te lopen. Wat eruitzag als versiering, een vrolijk kleuraccent in een Syrisch oorlogsgebied zo grijs als stof, bood schamele bescherming tegen nietsontziend geweld.
Je schildert met sjablonen en spuitbussen in plaats van met penseel. Wat trekt je aan in deze techniek en hoe is die werkwijze ontstaan?
Wat me in deze techniek aantrekt, is de directheid en gelaagdheid die ik ermee kan bereiken. Het begon allemaal met het maken van kleine tekeningen, waarbij ik tape op papier plakte, het weer loshaalde en opnieuw positioneerde. Die werkwijze gaf de tekeningen een heel eigen karakter, bijna als een vorm van schilderen op klein formaat.
Van daaruit ontstond het idee om deze tekeningen via zelfgemaakte sjablonen te vergroten en over te brengen op doek. De uitdaging is om de spontaniteit en kracht van een tekening te behouden in een groter werk. Vaak moet het in één keer goed zijn, als het niet werkt, wit ik het doek en begin opnieuw. Dat proces zorgt voor een interessante gelaagdheid.
Jouw werk heeft een expressieve kracht die soms aan graffiti doet denken. Zie je dat zelf ook zo?
Hoewel mijn werk soms associaties oproept met graffiti, is dat niet mijn intentie, noch een context waarin ik mezelf of mijn praktijk positioneer. Wel merk ik dat mijn werk vaak juist jonge mensen aanspreekt omdat het rauw en direct overkomt.
Wat zou je graag nog willen maken of onderzoeken in de toekomst waar je tot nu toe nog niet aan toegekomen bent?
De toekenning van de Wilhelminaring 2025, de landelijke oeuvreprijs voor beeldhouwers, biedt voor mij een bijzonder moment van reflectie én vooruitblik. Voor de bijbehorende tentoonstelling in het CODA Museum in mei 2026 wil ik graag een veelzijdig beeld van mijn praktijk laten zien. Dat betekent: niet alleen gerealiseerde werken, maar ook voorstellen voor beelden in de openbare ruimte die uiteindelijk niet zijn uitgevoerd. Daarnaast zou ik heel graag het ‘Refugee Monument’ - de uitvergrote slipper- realiseren.